Ons huis energieneutraal voor 35.000, hoe zit dat nou?!
Urgenda bracht kortgeleden het boekje ‘ons huis energieneutraal’ uit. Een boekje waarin uiteen is gezet hoe een aantal Texelse gezinnen hun huizen energieneutraal hebben gemaakt. Het boekje deed in “NulOpDeMeter” kringen nogal wat stof opwaaien omdat Urgenda sterk de nadruk legt op de kostprijs van de gehanteerde concepten. De premisse is dat Nederland energieneutraal kan worden voor 35.000 euro per woning. De beweging rondom de Stroomversnelling roept dat eerst maar eens de grens van 45.000 euro gehaald moet worden. Omdat ik het boekje in ontvangst mocht nemen voel ik me geroepen een klein beetje duiding te geven bij de cijfers die over tafel vliegen.
Roepen dat iets goed of fout is zet weinig zoden aan de dijk. Vooral niet als er gewerkt wordt aan het realiseren van identieke ambities namelijk een energieneutraal Nederland. Degene die bepaald of een concept goed, minder goed of niet goed is zal uiteindelijk de klant zijn. Op dat punt zit denk ik ook de kern van enige wrijving over de opschaling van kansrijke energie-neutrale proposities. De centrale vraag is namelijk of je dat moet doen met forse warmtereductie in combinatie met duurzame installaties (Stroomversnelling concepten) of dat die installaties alleen voldoende zijn (Urgenda concepten).
De afgelopen vier jaar hebben we binnen Energiesprong driftig geëxperimenteerd met concepten en aanpakken. We hebben getest, geprototyped en gemonitord. Daarbij zijn vele doelgroepen te onderscheiden. Binnen het programma Lokaal Alle Lichten op Groen (LALOG) zitten de doelgroepen en woningen die sterk lijken op die uit het boekje van Urgenda. Mensen met een groene inslag of een zuinige levensstijl die over het algemeen vrijstaande of geschakelde woningen bewonen. Mensen die kiezen voor specifiek maatwerk en bereid zijn om nadelige effecten van een gekozen concept te accepteren. Mensen ook, die bereid zijn hun levensstijl aan te passen aan de gekozen oplossing. Het verlagen van de warmtevraag door isolatiemaatregelen is voor hen bijvoorbeeld minder zinvol omdat de warmtevraag al heel laag was of wordt ingevuld met een relatief goedkope houtkachel. Lokale verwarming met infrarood panelen kan omdat men gewend is om te leven in een huis waar de ruimtetemperatuur laag is ingesteld. Men is bereid om bij een paar koude dagen een extra trui aan te doen om te voorkomen dat de warmtepomp 24 uur lang dure grijze stroom staat te verbruiken. Is dat fout. Gekke vraag, natuurlijk niet. Is het een oplossing voor de hele Nederlandse woningvoorraad. Nee, ik vermoed (uitgaande van de huidige stand der techniek) voor hoogstens 10% van de bevolking.
De gemiddelde warmtevraag, uitgedrukt in energie-eenheden, van een Nederlandse woning is 17.000 kWh. Door het toepassen van een efficiënte warmtepomp kan die hoeveelheid warmte geleverd worden met zo’n 3.000 kWh elektriciteit. Een efficiënte warmtepomp hoeft echter nog geen effectieve warmtepomp te zijn. Als de woning continue blijft vragen om warmte omdat er heel veel warmte verloren gaat door slechte isolatie en kieren zal de warmtepomp continue op hoog vermogen moeten draaien wat gepaard gaat met een hoog elektriciteitsverbruik. Compenseren met het stoken van een eigen houtkachel, lokale verwarming (infraroodpanelen) of een dikke trui is een oplossing om dat te voorkomen. In de perceptie van zuinige mensen is dat nog steeds comfortabel leven. Echter niet de oplossing voor de gemiddelde “on”-zuinige Nederlander. De gemiddelde Nederlander is namelijk gewend aan cv-comfort en zal weinig concessies willen doen aan die perceptie van comfortbeleving.
LowTech magazine analyseerde de waarde van isolerende kleding.
In onderstaande figuur probeer ik die twee doelgroepen te duiden. Daarbij kunnen we er vanuit gaan dat de grootste groep van de mensen in het rooie gebied verkeren zodra ze afstand doen van hun gasaansluiting. De vraag is dan of ze zich moeten aanpassen voor concepten uit kwadrant C en zich een nieuwe perceptie van comfort moeten aanleren of dat er oplossingen zijn voor de comfortbeleving van kwadrant B. Beide kan. Maar wat wij geleerd hebben van onze experimenten is dat de meeste mensen zich in kwadrant B het meest thuis zullen voelen.
Er zijn meerdere overwegingen waarom er binnen de Stroomversnelling is gekozen voor een make-over. Daarom heb ik van beide benaderingen een korte SWOT analyse gemaakt. Daar komt niet per definitie een winnaar of verliezer uit.
Laten we koersen op een generieke aanpak die bruikbaar is voor alle doelgroepen en optimale waarde creëert. Van mij mag dat voor 35.000 euro.
De opsomming van de SWOT analyse is zeker niet uitputtend. Voor aanvullingen of opmerkingen kan er gereageerd worden.
Categorieën
Een bedreiging voor de Urgenda aanpak is dat het spartaanse wonen toch gaat tegenvallen en als imago aan Urgenda gaat kleven.
Marjan Minnesma mag dat spartaanse leuk vinden, maar de doelgroep is er ook kleiner voor.
Een zwakte van de stroomversnelling aanpak is dat hey niet modulair lijkt. Er is maar een oplossing, die van de prototypes. De deeloplossingen worden niet gedeeld, zodat de maatschappij, als geheel er niet van leert.
Deze afscherming van de markt zou acceptabel zijn als stroomversnelling de bouwsnelheid zou hebben die eigenlijk nodig is. Maar die snelheid wordt nu niet gehaald. Daardoor is die afscherming voor concurrerende ontwikelaars een zwakte.
Maak het open source.
Enkele korte reacties, met name vanuit de invalshoek van particuliere woningeigenaren als doelgroep:
– Ik ben er stellig van overtuigd dat de groep die wil inleveren op comfort zeer klein is. De groep die daar wel toe bereid is, zal nu ook al zuinig stoken, waardoor het besparingspotentieel c.q. de investeringsruimte voor deze groep relatief klein is.
– Ik weet niet of er in de berekening van nul-op-de-meter uitgegaan wordt van aftrekbaarheid van de hypotheeklasten. Hier kan een beperking liggen omdat veel woningbezitters al een (groot) deel van de aftrekbaarheidstermijn achter hun kiezen hebben.
– Een zwak punt van het nul-op-de-meter concept is de lengte van de verplichtingen. De maat-schappelijke trend is dat mensen steeds minder bereid zijn om zich langjarig aan grote instellingen te binden (banken, grote bouwers/consortia; bovenop de verplichtingen die ze al hebben).en hun ‘regelruimte’ te beperken (je zit eraan vast, je kunt er alleen aan ontkomen als je verkoopt, als het al verkoopbaar is met alle lusten en lasten).
– De aanbodkant wil wel en het is spannend of de forse verkoopprijsreductie en de prestatiegarantie daadwerkelijk gerealiseerd zullen gaan worden. De echte achilleshiel van het concept zit volgens mij aan de vraagkant. Zijn woningeigenaren op grote schaal bereid om zich voor een periode van enkele decennia te binden aan min of meer constante woonlasten met alle gepercipieerde onzekerheden (wat doet de energieprijs op termijn, hoe zeker is de levensduur van de leverende/garantstellende partij, hoe zeker is mijn baan, relatie, …, wat is het effect op de verkoopbaarheid en waarde, ….
Het is meer dan de moeite waard om na te gaan welke oplossingen er zijn voor dergelijke (en meer) vraagstukken. Een ander interessant punt is de vraag – stel dat het gaat lukken om nul-op-de-meter op grote schaal aan de woningeigenaar te krijgen – wat dit betekent voor de bouw- en installatiesector (organisatiestructuur, mkb, regionaliteit, …)
Op het totaal stelt het niet veel voor, maar we zouden natuurlijk kunnen beginnen met de gemakkelijke kant; nul-op-de-meter verplicht stellen voor nieuwbouw.
Een goede bijdrage Jan, dank daar voor. De consequentie van het mislukken van Nul Op De Meter is eigenlijk heel simpel. Dan gaan we onze doelstellingen voor 2050 nooit halen. Of ik moet andere mogelijkheden over het hoofd gezien hebben.
Op je vraag over organisatiestructuur, mkb en regionaliteit kom ik snel terug. Ik ben daar nu wat over aan het produceren 😉 en dat is een vee positiever verhaal dan ik in eerste instantie dacht.
Jij bent dus een typische kwadrant C bewoner Krispijn !
Heb je toch wel snel beslist, denk niet dat de dames hier in huis het daar mee eens zijn. Wat wel klopt is dat we de infraroodverwarming vooralsnog inzetten op een manier die vaker geadviseerd wordt: in een ruimte die we slechts gedurende korte periodes per dag gebruiken (badkamer). Ten opzichte van de oude convectiewarmte met huiskamerthermostaat vind ik het in comfort een vooruitgang, ook al hadden we ons systeem met klokthermostaten op de radiatoren zo ingeregeld dat de badkamer warm zou moeten zijn tijdens gebruik. In de praktijk werkt dat slecht. Ook nu staan ze ’s avonds te loeien op de slaapkamers, terwijl ze ingesteld zijn op 10 graden.
Als ik de praktijkcijfers zie van een huis met ThermIQ/infraroodverwarming vraag ik me ook af of je snelle oordeel over geringe warmtebesparing klopt. Staat tegenover dat op basis van 1 huis het lastig is conclusies te trekken.
Wat mij betreft blijft een zwak punt van nul-op-de-meter buiten beschouwing: hoe ga je om met de grote groep mensen die 100% of meer van de waarde geleend hebben. Dat zijn vaak de mensen die nog niet lang geleden gekocht hebben en die dus in staat zijn om lang voordeel te hebben van een verbouwing naar nul-op-de-meter. Tegelijkertijd is hun leencapaciteit- en bereidheid gering.