De toekomst van de installateur

Cobouw column nr 20, 7 april 2015

“Technisch kan alles.” Ik hoor het te vaak binnen de installatiebranche. Onzin! Technisch kunnen we nog maar bar weinig. Om antwoord te geven op de vragen van de toekomst moet er fors geïnnoveerd worden. Installateurs zie ik dat nu niet doen.

De verschuiving van een ambachtelijke bouwnijverheid naar een volwassen bouwindustrie is niet meer te stoppen. Binnen tien jaar zullen we een flink deel van de gebouwen op een industriële manier bouwen en renoveren. Dat heeft grote impact op de positie van de installateur.

Industrialisatie betekent dat er op een andere manier geëngineerd, gedimensioneerd en geassembleerd gaat worden. Fabrikanten werken samen aan integraal ontwikkelde installatiemodules, plug-and-play geleverd op de bouwplaats. Komt geen installateur meer aan te pas. Dat is nodig omdat de houtje-touwtje-oplossingen van nu te duur en te onbetrouwbaarder zijn. De installateur wordt niet de trekker van dit soort innovatietrajecten. De afstand tot de fabrikanten is domweg te groot en de innovatiekracht te beperkt.

Maar er ontstaan nieuwe kansen in een geïndustrialiseerde bouwsector. Als eerste kan gedacht worden aan het assemblagebedrijf voor de bouw van de eerder genoemde energiemodules. De tweede rol is die van excellent servicebedrijf. Systemen worden geavanceerder en vragen om deskundige en hoog opgeleide servicemonteurs. Snelle service gekoppeld aan de beloofde prestatiegarantie wordt uitermate belangrijk voor de geloofwaardigheid van de bouwsector. De derde rol is die van verkoopkanaal. Met name lokale ondernemers kunnen de verkoper worden van complete renovatieoplossingen. Ze zitten in lokale netwerken dicht bij de klant.

De wereld verandert. De brancheorganisatie zet in op efficiënte ketens en klantvriendelijke installateurs. Maar wat hebben we daar aan als die te dure spullen verkopen die slecht werken en weinig bijdragen aan de energietransitie?