Het Gespreide Bedje van de Bouwpolder
‘Samenwerking in de Lift’ was de veelzeggende naam van het HU congres op 12 april jl. Een plek waar heel keten-beminnend Nederland genoegzaam naar buiten bracht dat we er alleen ‘samen’ uit gaan komen in de bouw. Gelukkig was er ruimte voor tegengeluid, maar de reacties daarop vond ik tekenend; ‘er moet ruimte zijn voor diversiteit’, ‘er zijn toch meerdere wegen die naar Rome leiden’ et cetera. Na het debat werd mij verweten dat mijn idee over een robuuste, innovatieve bouwsector religieuze trekken begint te krijgen. Wie kan er nou tegen ‘samenwerken’ zijn? De vraag is echter waar deze polderretoriek ons gaat brengen.
Laten we even beginnen met mijn aversie tegen de vorm van ketensamenwerkingsprocessen die ik dagelijks tegenkom. Die begint ermee dat bouwers (in de meest brede zin) worden beschouwd als onderdeel van een probleem. De bouwers leveren namelijk niet de prestaties die maatschappelijk van ze gevraagd wordt. De oplossing: ze integreren in het bouwteam van de opdrachtgever, te beginnen bij de aannemer. Logisch en simpel, want samen kom je er immers altijd uit. We zijn het natuurlijk niet gewend, dus een saus van cultuurverandering erbij en de bouwers komen in een gespreid bedje terecht.
De opdrachtgever neemt vervolgens het voortouw om het eens even helemaal anders te doen. Samen zoeken naar de geschikte onderaannemers, samen ontwerpen, samen risicopotjes maken, transparante prijzen, samen ingewikkelde logistieke problemen oplossen en ga zo nog maar even door. Daar kan toch niemand tegen zijn? We doen het toch samen?
Wat we niet doen,
is het meest fundamentele probleem van de bouwsector oplossen
Bouwers zijn zich er niet van bewust dat ze in dit soort samenwerkingsverbanden zitten omdat ze onderdeel zijn van een probleem. Er verandert voor hen niks fundamenteels. We doen alles net een beetje slimmer en efficiënter waardoor flink wordt bespaard op faalkosten en we prettiger met elkaar samenwerken.
Wat we niet doen, is het meest fundamentele probleem van de bouwsector oplossen: het gebrek aan fundamentele Innovatie. Innovatie waardoor we in staat zijn om voor lagere prijzen betere woonproducten te produceren. De opdrachtgever blijft leidend in het proces, de bouwers volgen gedwee. De gemiddelde corporatiemedewerker zal die positie ook niet snel opgeven: stel je eens voor dat je als overbodig wordt gezien…
Als we de bouw gaan zien als onderdeel van de oplossing van problemen, dan gaan we het bouwproces fundamenteel anders inrichten. We tuigen dan geen ingewikkelde organisatiestructuren op die in volgorde en werkzaamheden niet veel afwijken van hoe we het altijd deden, maar dan iets slimmer en efficiënter.
Efficiënter is sowieso een problematische term. Die suggereert namelijk dat iets beter is. Ook hier kan weer niemand tegen zijn. Maar als je die term afzet tegen effectiviteit, dan wordt plotseling duidelijk dat efficiëntie onze doelen in de weg kan staan. Je kan immers op een heel efficiënte manier naar Moskou rijden, maar als je naar Rome had gemoeten, is dat verre van effectief.
Niet alle wegen leiden naar Rome dus. Ik kom nu al regelmatig bij corporaties die zijn gebonden aan afspraken met zogenaamde ‘ketens’ waardoor ze niet meer in staat zijn om door de bouw ontwikkelde producten tegen aanzienlijk lagere prijzen in te kopen. Want dat is een veel effectievere optie. Niet nadenken over het HOE (proces) en WAT (product) maar over het WAAROM (woondiensten voor specifieke doelgroepen). Aan de hand van dat WAAROM kijken naar het aanbod, of de markt uitdagen dat aanbod voor jou en de rest van de markt te ontwikkelen.
Bouwers leveren niet de prestaties
die maatschappelijk van hen gevraagd worden
Een groot deel van het proces is daarmee een inkoopproces geworden. Geen invloed meer op het product? De bewoner niet centraal? Natuurlijk wel! Als de bouwer verantwoordelijk wordt voor het bedenken, de engineering, de uitvoering en het onderhouden van een woonproduct, dan zullen er door die bouwer ook producten bedacht worden die passen bij de marktvraag. Producten waarmee corporaties excellente woondiensten kunnen aanbieden zoals leasemaatschappijen dat doen met mobiliteit.
Bovenstaande aanpak maakt een hoop corporatiewerkzaamheden overbodig. Het is in die zin ook een kans: als er ergens valt te besparen op de bedrijfslasten, dan is het wel in het decimeren van de vastgoed- en vastgoedontwikkelingsafdeling. Ketensamenwerking zoals ik die tegenkom, biedt echter het comfort van lijfsbehoud. Geen baan meer? Natuurlijk wel, een leukere en veelzijdigere zelfs. Bij die fabrikant natuurlijk.
De bouwsector is in transitie. Dat gaat niet zonder slag of stoot, maar in de opgave die voor ons ligt, kunnen we ons niet al teveel foute afslagen permitteren. We moeten om meerdere redenen in een hoog tempo onze woningvoorraad verduurzamen. Dat kan alleen als de bouwsector op alle niveaus leert innoveren: proces, product, markt. Gun bouwers dus niet het comfort van een bouwketen.
Het schijnbaar bijna religieuze karakter van mijn boodschap heeft me wel geïnspireerd om te eindigen met een gebed van de Amerikaanse Theoloog Reinhold Niebuhr: “Heer, geef me de gelatenheid om de dingen die ik niet kan veranderen te accepteren, de moed om te veranderen wat ik kan, en de wijsheid om het verschil te weten.”
Categorieën