Spring naar inhoud

Waar ketensamenwerking echt over zou moeten gaan

In de communicatie rondom ketensamenwerkingsverbanden komen we superlatieven tekort lijkt het. Toch zet Jan Willem van de Groep van Energiesprong er de nodige vraagtekens bij.

Het vertrekpunt van ketenintegratie is het reduceren van faalkosten door optimalisatie van dingen die we altijd al deden maar nu beter gaan doen. We noemen dat dan procesinnovatie. Daarmee veronachtzamen we echter waar het echt over zou moeten gaan in de bouw: productinnovatie met procesinnovatie als middel om dat te bereiken.

Ieder weldenkend bedrijf zou vanuit mijn optiek twee centrale doelstellingen moeten hebben:

1. Bijdragen aan de een duurzame samenleving.
2. Streven naar een duurzaam concurrentievoordeel.

Voor beide doelstellingen is een continue innovatiespiraal noodzakelijk, uiteraard gevoed door het perspectief van de klant.

Al zeker veertig jaar wordt er in de bouw gepraat over vernieuwing van het bouwproces: een trigger is er echter nooit geweest…die lijkt er nu te komen. De klant gaat vragen (al dan niet gestimuleerd door regulerende normen) naar nieuwe duurzame gebouwen en bestaande verduurzaamde gebouwen. Een enorme kans voor de bouwsector.

Het bouwproces in een notendop

De bouw is echter op dit moment een bizarre sector. We laten de klant zelf specificeren wat hij/zij wenst. Vervolgens laten we het die klant documenteren in dikke transactiedocumenten. We becijferen dan hoeveel productiecapaciteit daarvoor nodig is en we proberen tot slot zoveel mogelijk risico’s terug te schuiven naar diezelfde vrager. Het bouwproces in een notendop.

We komen er, gelukkig, ook achter dat het voor de klant steeds lastiger wordt om de rol van organisator en specificator optimaal in te vullen. De transactiekosten stijgen naar ongekende hoogte. De faalkosten nemen – ondanks nieuwe tools als BIM en Lean – toe door de toenemende technische complexiteit van gebouwen.

En als laatste blijkt dat we door de ‘domme’ stapeling van technische productinnovaties onbetaalbare oplossingen creëren. In andere sectoren werkt het anders. De technologie die we dagelijks gebruiken wordt gaandeweg beter, effectiever, kleiner, ‘mooier’, goedkoper. In de bouw lijkt het omgekeerde het geval.

Opgave voor de bouwsector
De opgave voor de bouwsector (daarmee bedoel ik overigens alle partijen die op wat voor manier dan ook betrokken zijn bij het ontwikkelen, ontwerpen, uitvoeren en exploiteren van het gebouw) zouden we dus als volgt kunnen formuleren: een methodologie bedenken waarbinnen innovatie centraal staat om zodoende de klantbehoefte naar betere, goedkopere en effectieve gebouwen optimaal in te vullen.

Het innovatieve zit hem overigens niet in het toepassen van de laatste technische snufjes… laten we er eerst maar voor zorgen dat we bestaande innovatieve producten dimensioneren op basis van de invloed die ze op elkaar hebben om beoogde prestaties te bereiken.

Bouwproducten moeten significant goedkoper worden willen we de prestaties halen die in het verschiet liggen. Energieneutraal nieuw bouwen in 2020, een halvering van het energiegebruik in de gebouwde omgeving en een energieneutrale gebouwde omgeving in 2050.

Slimme coalities
Het reduceren van transactiekosten, stapelkosten en faalkosten zijn daarbij van evident belang. Dat kan alleen als slimme coalities met elkaar vernieuwende concepten gaan bedenken. Ik ben niet de enige die er van overtuigd is dat de kosten in de bouw met zeker 35% kunnen dalen en daarna stabiliseren door op andere manieren met elkaar samen te werken.

Een bouwproces zoals we die kennen uit de lesboekjes past niet in dit denken. Met name de ontwikkel- en ontwerpprocessen dienen afgestemd te worden op de opgave en de context waarbinnen die opgave gerealiseerd moet worden. De vrager is leidend maar mag er vanuit gaan dat een groot deel van het werk, dat normaal gesproken zijn verantwoordelijkheid was, wordt opgepakt door slimme coalities. Die slimme coalities gaan verder dan de vraag.

De vraag
Als Henry Ford eind negentiende eeuw aan de mensen gevraagd zou hebben op welke manier hij ze kon helpen om sneller van A naar B te komen dan zouden de meeste mensen gevraagd hebben om snellere paarden. Het zou niet in hen opgekomen zijn om te vragen naar de inmiddels vermaard T-Ford. Je kunt ook niet vragen naar iets waarvan je niet het flauwste vermoeden hebt dat het ooit zal bestaan.

Al eerder memoreerde ik dat het in de bouw gebruikelijk is dat de vrager naast de formulering van zijn opgave ook zorgt voor de technische specificatie daarvan. Uiteraard wordt daar een leger van ontwerpers en adviseurs voor ingehuurd die op een onbegrensde manier stapels transactiedocumenten produceren. Vaak is dat een rechtstreekse vertaling van de vermeende vraag.

Ik heb regelmatig ervaren dat ik na een oplevering door het gebouw liep met afwijkende percepties tussen de oorspronkelijke vraag en het opgeleverde product. Je maakt er dan maar weinig woorden aan vuil omdat je al lang blij bent dat het bouwwerk er uiteindelijk is gekomen. De vraag blijkt echter te vroeg losgelaten en te snel te zijn vertaald naar een technische vertaling.

Veel van de technologieën die onderdeel uitmaken van mijn auto zouden niet door mijzelf bedacht kunnen zijn. Toch ben ik er blij mee en betrap ik me erop dat ik me erger als ik noodgedwongen in een auto moet gaan rijden die dergelijke technologieën ontberen. De auto-industrie is in staat om op basis van beperkte specificaties en met gebruikmaking van een beperkt aantal platformen kapitaalintensieve producten te verkopen met unieke kenmerken.

En de bouw?
Zou de bouw dat ook kunnen? Ik denk het wel. Kijk naar de enorme voorraad bestaande woningen en beschouw die als een platform waarvoor zonder specifieke opdracht conceptuele oplossingen bedacht kunnen worden. Die oplossingen kunnen aangepast worden naar een specifieke vraag en context… maar uitgangspunt is dat 80% van het concept staat.

De bouwsector is daarmee aanbod aan het creëren waaruit een vrager de meest aantrekkelijke propositie kan kiezen. Vrager en makers zullen samen moeten leren om transparante selectiemethoden te bedenken. Dit zijn geen kopieerbare blauwdrukken maar processen waarbinnen vrager en aanbieders tot een aanpak komen die past in de context van de specifieke vraag.

‘De kosten in de bouw kunnen met zeker 35% dalen’

Voorbeelden

Bomenbuurt Ulft: Uitdagende vraag aan Creatieve Coalities

Woningcorporatie Wonion kreeg een aantal jaren geleden in de gaten dat haar hoge ambities op het gebied van duurzaam bouwen niet gerealiseerd kon worden door zelf continue het wiel uit te vinden. Een unieke oplossing voor een energieneutraal gebouw is er immers niet en de vele oplossingsrichtingen die er wel zijn vragen om een uitgebalanceerde dimensionering. Ook adviesbureaus kwamen met een breed spectrum aan oplossingen maar konden weinig zekerheid geven over de kwaliteit, prestaties en prijs van de gekozen oplossingen. Dat moest radicaal anders: het netwerk van ontwerpers, adviseurs en makers moesten coalities vormen die met elkaar slimme integrale oplossingen bedachten voor een opgaven van 61 EnergieNeutrale woningen. Wonion had al enige ervaring met deze vorm van aanbodgericht vragen en wist dat een goede samenwerking binnen de coalities cruciaal was voor een optimaal resultaat. Om die reden had ieder consortium een procescoach meegekregen. De rol van de coach was het doorbreken van de gebaande paden. Vragen als: wat doe je hier eigenlijk aan tafel; welke belang heb jij en je organisatie; wat wil jezelf bereiken met deze samenwerking; waarom is de aannemer eigenlijk voorzitter; waarom praten we over inhoud en niet over het proces etc, komen normaal gesproken niet aan de orde binnen bouwteams.
Van tevoren lag er geen procesbeschrijving klaar. De kracht zat ‘m er nou juist in dat de consortia mochten meepraten over de vormgeving van het proces; de rekenvergoeding, de beoordelingsmatrix, samenstelling van de jury…over all onderdelen werden gedachten uitgewisseld.
De consortia zijn op pad gestuurd met een vijftal uitganspunten: het bedrag wat wonion over had voor een EnergieNeutrale woning, hetzelfde voor de onderhoudskosten, geen energierekening voor de klant, duurzaam gebouw en uiteraard gezond en comfortabel.
Om een selectie uit de aanbiedingen te kunnen maken is de Soft Selection Methodology bedacht. Een manier om het oordeel tussen een aanbod van appels en peren op een transparante manier vorm te geven. De presentaties van de plannen en de beoordeling door de jury vonden openbaar plaats en er was ruimte om naast objectieve criteria ook een plak te geven aan de meer subjectieve beoordeling van een aanbieding. De winnaar was niet degene met de laagste prijs, daar werd in de jurering überhaupt niet over gesproken omdat alle partijen onder de maximale waarde van Wonion zaten. Uiteindelijk heeft het plan met de meest eintegrale kwaliteit gewonnen. Het project wordt op dit moment gerealiseerd in Ulft.

Slim en Snel, Innovatieve oplossingen voor de renovatie van de 60-er en 70-er jaren bouw.

Slim en Snel is een programma wat zich richt op de verduurzaming van de jaren zestig en zeventig bouw. Het betreft een deel van de woningvoorraad welke vanuit zowel woonkwaliteit als energetische kwaliteit toe is aan een forse renovatie-ingreep. Het idee om dat op een programatische manier te benaderen is ontwikkeld door Anke van Hal (Nyenrode) en Jan Willem van de Groep (EnergieSprong). Dit deel van de voorraad kenmerkt zich door grote gelijksoortige series die her en der in Nederland zijn “neergestempeld”. Op dit moment zijn verschillende corporaties bezig met het renoveren van dat deel van de voorraad. Het is dan best vreemd dat op iedere plek dezelfde activiteiten voor een identieke opgave worden uitgevoerd. Binnen EnergieSprong wordt zelfs geconcludeerd dat projectleiders binnen hun eigen organisatie niet op zoek gaan naar synergie en schaal. Dat kan slimmer. Ook hier zou de markt van bedenkers en makers een veel grotere rol kunnen spelen in de zoektocht naar betaalbare innovatieve renovatieconcepten.
Binnen het programma is gezocht naar een aantal clusters van woningcorporaties die gezamenlijk zo’n vijfhonderd woningen willen renoveren van een gelijksoortig type. De energieambitie is 50% energiebesparing en een flinke levensduurverlenging.
Dat gaat natuurlijk alleen op voor dat deel van de voorraad dat vanuit de portefeuille strategie van de corporatie daarvoor geschikt is. Binnen EnergieSprong is overigens de gedachte dat dat een veel groter deel van de woningvoorraad betreft dan nu wordt verondersteld door de corporaties. Een woning gaat in Nederland immers gemiddeld 120 jaar mee.
De marktpartijen zullen worden uitgedaagd om een renovatieconcept te bedenken voor de serie van 500 woningen. De gedachte daarachter is dat slimme integratie van bouwcomponenten, schaal en procesinnovatie een flinke positieve bijdrage leveren aan de betaalbaarheid van de oplossingen. De opgave zal zo worden beschreven dat alle mogelijke oplossingsrichtingen open staan voor de consortia. Ook deze opgave kenmerkt zich door het ontbreken van een uitgestippelde procesbeschrijving en procedures. Samen met de corporaties en consortia zal het proces vorm gegeven worden. Daarnaast zal er ook worden geëxperimenteerd met de manier waarop de vraag en het aanbod tot stand komt. Het doel daarvan is dat EnergieSprong in staat is om een gereedschapskist te ontwikkelen waarmee zowel vragers als aanbieders hun toekomstige opgave binnen hun eigen context vorm kunnen geven. Die gereedschapskist wordt in nauwe samenwerking met SBR ontwikkeld.

Dit artikel is gepubliceerd in Magazine Duurzaam Gebouwd nr. 10

One thought on “Waar ketensamenwerking echt over zou moeten gaan Plaats een reactie

  1. Leuk stuk. We praten over een cultuur verandering en een vertrouwensprobleem. Dit is niet in een korte tijd weg te werken. Toch zal de huidige crises in de bouw wel helpen om anders te denken. Ik ben in 1988 begonnen in de bouw. Heb van 1990 t/m 2006 een ander beroep uitgeoefend. Toen in weer terug kwam naar 16 jaar, merkte ik dat er weinig was veranderd. Met andere woorden als er in 16 jaar weinig veranderd kan de huidige ontwikkeling ook niet in een paar jaar gerealiseerd worden. Mijn overtuiging is, dat het van onderen moet komen. Het blijft mensenwerk. Uitvoerende moeten weten wat de norm is en hoe die te halen is. Zij hebben het beste zicht op hoe men tijd en kosten kan sparen. En dit moet vertaald worden naar een hoger niveau. Wij willen liefs van bovenaf iets opleggen. Als ontwikkelaars en uitvoerende samen iets creëren dan gaat innovatie werken. Hier zit dan ook het werkelijke probleem. Door in de afgelopen jaren de uitvoerende als domme krachten in te zetten en geen beslissingsbevoegdheden te geven, zijn deze niet meer gewent om mee te denken. Zo heb ik vaak gezien dat van alle mooie plannen aan het eind in de uitvoering er weinig terecht kwam, omdat men iets moet maken waarbij het doel niet duidelijk was. De gezichten de zelfde kant op krijgen, ook in het hoofd is hierbij nodig. Op papier gaat alles.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: